29 april 2011
Rijstsalade met pesto
Zou het raar zijn als ik altijd een schort zou dragen? En met altijd bedoel ik dus de hele dag, ook naar mijn werk. Ik werk op een kantoor vol mensen en cijfers en papier, veel papier. Een plek die erg weinig met koken te maken heeft. Dus ja, dat zou raar zijn.
Ik roep al dagen dat ik zo graag altijd een schort wil dragen. Zo'n schortje dat je om je middel strikt, zonder lus om je nek. Ik heb er een paar. Ze zijn van mijn oma geweest en ze staan me eigenlijk verdomd goed. Waarom zou ik die nou eigenlijk alleen om mogen als ik kook?
Misschien moet ik oud worden en naar Zuid-Europa verhuizen. Daar ga ik dan de hele dag jam maken van abrikozen en taarten bakken met veel zoete aardbeien. En potten vol pesto draaien van het basilicum overschot uit mijn tuin. En de was ophangen aan lange lijnen in de tuin. De knijpers haal ik dan uit het zakje in mijn schort. Dat schort gaat waarschijnlijk steeds strakker zitten omdat ik alle taarten die ik bak ook op moet eten. Die kan ik moeilijk allemaal aan man en katten voeren. Maar voor die dikke buik zit dan toch een schort, dus niemand die het ziet.
Goed. Dan hou ik het voorlopig wel bij schorten tijdens het koken, want dat oud worden duurt nog wel even. Als ik gewoon veel kook dan kan ik vaak schorten dragen. Dan maak ik ondertussen pesto van de basilicum uit het potje van de supermarkt dat op mijn balkon van het uitzicht geniet.
Zondag gaan we voor een paar dagen naar Lissabon. In Zuid-Europa. Zal ik een schortje meenemen?
Rijstsalade met pesto
Deze salade van Delia Smith is erg geschikt voor een buffet (het stond bij ons op tafel tijdens de keukenwarming) of een picknick. Je kunt hem een dag van tevoren maken. Ik gebruikte wat minder basilicum blaadjes dan in het recept stond (mijn plantje was kaal) en dat ging prima. Als je een beetje uitschiet met de pijnboompitten is dat vast ook geen probleem. En als je nog pecorino romano in huis hebt dan zou ik dat lekker gebruiken in plaats van parmezaan.
Ingrediënten
Voor de pesto:
50 gram basilicum blaadjes
1 grote teen knoflook
1 volle eetlepel pijnboompitten
6 eetlepels extra virgin olijfolie
25 gram parmezaanse kaas, geraspt
zout
225 ml risottorijst (afgemeten in een maatbeker)
450 ml hete grorentebouillion van tablet of poeder
sap van een halve citroen
2 eetlepels extra virgin olijfolie
een paar blaadjes basilicum
2 bosuitjes, in ringetjes
25 gram parmezaanse kaas, geraspt of in krullen
zout en peper
Maak eerst de pesto. Gebruik de keukenmachine of staafmixer om de basilicum, knoflook, pijnboompitten, wat zout en de olijfolie te pureren. Voeg dan de parmezaan toe. Als je geen keukenmachine of staafmixer hebt dan kun je de pesto in een vijzel maken. Voeg de olie dan op het einde toe.
Meng de rijst met een kwart van de pesto en roer het goed om zodat alle rijstkorrels bedekt zijn. Gooi de rijst in een pan met deksel en giet de hete bouillon er over. Zet de pan op het vuur en roer met een houten lepel tot de boel aan de kook is. Leg het deksel op de pan en laat de rijst precies 20 minuten op laag vuur koken. Roer af en toe. Delia voegt nog zout toe aan de rijst, maar dat deed ik niet. De bouillon was al zout genoeg.
Na 20 minuten is de rijst precies gaar, Delia is goed in timing. Schep de rijst in een schaal en roer het citroensap, de olijfolie en de rest van de pesto er door. Breng op smaak met peper en eventueel zout.
Voor je de rijst serveert roer je de bosui en geschaafde parmezaan over de salade en garneer je de boel met een paar blaadjes basilicum. En dan doe je je schort af en ga je eten.
27 april 2011
Zelfgemaakte mozzarella
Had ik al eens verteld dat ik een enorme zwak heb voor het zelf maken van heel gewone dingen? Worstjes wil ik zelf draaien, het boek van Yvette van Boven heb ik wekenlang als een bijbel voor het slapengaan gelezen en Renske en ik hebben al eens schapenricotta gemaakt. Ik wil maar zeggen: de stap naar zelfgemaakte mozzarella was niet zo groot als je zou denken.
Bij onze Turk wordt microbieel stremsel verkocht. Ik heb geen idee wat dat precies is op Keuringsdienst van Waarden-niveau, maar het vervangt dierlijk stremsel en wordt gebruikt voor de Abdijkaas van Maredsous. Dan heb je mij voor je gewonnen als stremsel, wat jij.
Mijn eerste poging, aangekondigd en -gemoedigd op Facebook, eindigde in twee ballekes zoutloze stopverf. Ik dacht echt dat ik even het mislukkingsmuziekje uit een tekenfilm hoorde, maar het was alleen in mijn hoofd. Wat een vieze bende! Nou ben ik volgens mijn schoonvader een doordouwer en dat zal ervoor gezorgd hebben dat ik vanavond met vier liter melk en aan mijn rokken een baby die alleen maar eten! eten! zegt, in de keuken stond.
Het doel heiligt de middelen maar dan hoef je die middelen nog niet met foto en al op internet te zetten. Stremmende melk is niet sexy, yo. De kaas echter, die is fantastisch. En dan heb ik nog niet eens goede melk gebruikt. Ik heb dit recept gevolgd en hier zijn wat opmerkingen:
- Die thermometer, die is best onmisbaar. Het luistert gewoon nauw. Ik kan iedereen aanraden om een suikerthermometer te kopen, ik zal nog wel eens een keer een recept plaatsen met moeilijke caramel made easy waardoor je je aankoop snel weer terug verdient.
- Ik heb voor het uitlekken van de wrongel een kaasdoek in een vergiet gebruikt, dat maakt het sneller en makkelijker om van de wei af te komen.
- Zodra je de warme wrongel (jakkes) kunt kneden en het één geheel blijft weet je dat je op de goede weg zit: als je met kruimels blijft zitten moet de schaal terug in de magnetron. Als je geen mooie ballen van de kaas kunt draaien (vegetariërs, dit is gehaktballen-compensatie!) is hij ook niet warm genoeg. Je moet hem zo warm maken dat je bijna handschoenen aan wilt.
- Dit is meteen ook het moment om er zout bij te doen. Er moet best veel zout in om hem lekkerder te maken dan die mozzarella uit de supermarkt, ik heb er wel een theelepel of twee ingedaan. Maar begin rustig en proef even na het kneden.
- Als je niet tevreden bent met de smaak, of je wilde toch zeven balletjes in plaats van zes, of je bent al heel lang vega en je wilt nog een beetje draaien, dan kun je de hele bak weer opwarmen en het overdoen.
- Ik heb nu gewone, saaie melk gebruikt. Als ik nog eens een half uur over heb ga ik in ieder geval biologische melk kopen en misschien eens oefenen met andere soorten melk. Kamelenmozzerella, anyone?
- De kaas blijft een dag of twee goed en er wordt aangeraden om hem niet in de koelkast te zetten vanwege de textuur. Dat is op het platteland van Zuid-Oost Umbrië vast een voor de hand liggende tip omdat de elektriciteit in de winter vaak uitvalt, maar ik ga dat dus niet doen. Het is trouwens niet eens waar.
- De citric acid (een soort kristalletjes die door de Warenwet heen gepiept zijn) hebben ze, als het goed is en onder de naam Limon Tuzu, óók gewoon bij de Turk: turken maken wel vaker kaas, zei de mevrouw bij de koeling. Toen ik thuiskwam vond ik het potje terug dat ik al bij de Surinaamse afdeling van de Appie had gekocht. Maar ik denk dat je voor dat soort vergissingen in de Randstad moet wonen (no offense).
25 april 2011
Doordeweeks en snel: Libanese courgettes met tomaat en munt
Ik heb thuis een boek van een vrouw die haar tijd ver vooruit was met koken-van-het-seizoen en -uit-de-buurt. Dat is trouwens niet waar: ik heb het Renske voor haar verjaardag gegeven (zo goed is het!) maar vanwege de levertijd heeft ze even die van mij gekregen en ligt die van mij dus bij haar. Alice Waters is eigenares van Chez Panisse, een restaurant in San Fransisco waar David Lebovitz heeft gewerkt, waar ik een collega naartoe gestuurd heb ('En je moet hier naartoe, en hier.. Maar beter voor de lunch of je moet vanuit Amsterdam voor de avond reserveren.' 'Ben je daar ook geweest?' 'Nee, ik lees veel foodblogs...') die er razend enthousiast over was, en terecht, en waar ik tot slot heel graag eens naartoe wil alleen om hun geroosterde kip te eten.
Ze heeft dus een groentekookboek geschreven dat alle vieze receptenkaartjes van de Appie Heijn in één zwiepende klap van tafel veegt. Als je in de supermarkt staat, kijkt welke groente je wilt eten, afrekent en naar huis gaat vertelt zij je wat je met je Spartaanse spruiten kunt gaan maken (in plakjes snijden, aanbakken met olie, afblussen met kippenbouillon en inkoken tot de bouillon en de olie een emulsie zijn die een dressing zijn voor de spruitjes. Op smaak brengen met p&z en thijm. Dat is toch iets prachtigs?).
Ik heb inmiddels genoeg uit dat boek gekookt om in de supermarkt bij iedere groente een kaartenbakje in mijn hoofd uit te laten rollen waaruit ik kan kiezen. Nerd! Maar dat, mensen is wat ik zou wensen als ik mee zou doen aan een miss-verkiezing: dat iedereen doorheeft dat snel willen koken niet betekent dat je je aan de kaarten van de Appie hoeft te houden die je vijf verschillende potjes laten kopen terwijl je die niet nodig hebt.
Dat, en wereldvrede.
Libanese courgettes met tomaat en munt
Waarom is dit Libanees? Omdat mijn zus eens Libanees voor mijn vader, moeder, broer en mij gekookt heeft en dit één van de tien dingen was die ze op tafel toverde. Die kan koken joh! Dit recept komt trouwens niet uit mijn toffe boek, het is een recept dat je in je hoofd kunt opbergen bij de C van courgette.
Ingrediënten:
een teentje knoflook, in plakjes
een scheut olijfolie
een kleine courgette per persoon
per twee personen een blikje tomatenstukjes
zoveel gesnipperde munt als je kunt oppakken met duim, wijs- en middelvinger. Het gaat hier om precisie, mensen.
Bak de knoflook in de olie totdat hij bruin begint te worden. Blus af met de tomaten en breng aan de kook. Snijd de courgettes in dikke plakken (mijn beau vond de stukken te groot, ik niet) en doe ze bij de tomatensaus. Als je een heel grote pan hebt zoals wij hier moet je er nog wat water of bouillon bijdoen om de courgettes fatsoenlijk te kunnen koken: ze moeten een beetje onderstaan.
Maak intussen het zetmeelcomponent. Wij hebben dit gegeten als een stelletje ontzettende urban hippies: met volkoren bulghur. Je kunt er ook rijst bij eten of er een pastasaus van maken, dan noem je het Toscaanse courgettes. Het gaat erom dat je het een beetje kunt verkopen aan tafel. We hebben er ook merguez bij gegeten maar als je vegatonisch bent kun je er ook falafel bij eten/maken, zit je helemaal flex met je gecombineerde eiwitten.
Breng de saus, als de courgettes gaar zijn maar niet helemaal stukgekookt, op smaak met zout en peper en garneer de courgettes met de munt net voor je gaat opdienen: munt wordt er niet mooier op als hij warm wordt, vergeef het hem. Kliekjes mee naar werk morgen!
Geen tijd, om te bloggen in ieder geval
Want op mij wachten een hangstoel in de zon..
... een glas koude witte wijn...
... en een pastasalade met gebakken aubergine, rauwe courgette en zelfgemaakte mozzarella (waarover later meer, wat denk jij nou). Fijne avond mensen!
21 april 2011
Otsu
En toen was het opeens prachtig weer. Zulk mooi weer dat we buiten kunnen eten. Daar word ik nou blij van. Soms is het nog even rillen bij het ontbijt op het balkon, maar ik laat me er niet vanaf jagen door een beetje wind. Ik moet en zal buiten zitten.
We zijn niet de enigen die buiten eten. In onze buurt wonen mensen van alle soorten en maten en die gaan bij mooi weer allemaal in het park eten. Wij hebben prachtig uitzicht op de route naar het park en 's avonds, als de schemer inzet, dan komen hele families het park uit struinen. Met lege koelboxen, lauwe barbecues, volle buiken en rode wangen. Zomer op zijn best!
Met de warme zon en lentebloesem komt spontaan de trek in salades weer tevoorschijn. Vroeger kwam ik niet veel verder dan salades met sla. Later kwam daar pastasalade bij en nog later, heel exotisch, couscoussalade. Allemaal heel lekker. En toch wilde ik wel weer eens wat nieuws. Salade met noedels misschien?
Ik ging op zoek naar een recept met soba. Japanse boekweitnoedels. Die had ik namelijk nog in huis. Na wat geblader en geneuzel in boeken en op internet koos ik dit recept. De volgende ochtend keek ik er nog een keer naar en kwam het me wel erg bekend voor. Dit recept zat dus al een jaar in mijn receptenmap. Maar blijkbaar moest ik het twee keer vinden voor ik het ging maken.
Het enige Japans dat ik eerder maakte is volgens mij sushi en een poging tot het namaken van nummer 41 van Wagamama. Misschien heb je niet alles uit de ingrediëntenlijst in huis en misschien ken je een paar producten niet, maar dat is juist leuk! Dan kun je op avontuur in de toko en nieuwe smaken ontdekken.
Otsu
Ik vond dit recept op 101cookbooks.com en ik was het niet met Heidi eens over de verhoudingen. Daarom zet ik bij de ingrediënten de hoeveelheden die ik heb gebruikt. De originele verhoudingen vind je in het recept van Heidi achter bovenstaande link.
De dressing is ontzettend lekker en vast ook goed te gebruiken voor ander lekker eten.
Ingrediënten
Rasp van 1 citroen
Een vierkantje verse gember van 2,5 cm, fijngeraspt
1 eetlepel honing
3/4 theelepel cayenne peper
3/4 theelepel zout
1 eetlepel citroensap
1/4 cup (bruine) rijstazijn
1/6 cup japanse soya saus (als je het kunt vinden shoyu)
2 eetlepels olijf olie
2 eetlepels sesamolie
250 gram soba noedels
500 gram tofu
1/4 cup verse gehakte koriander
3 bosuitjes in ringetjes
1/2 komkommer, doormidden gesneden, ontdaan van zaadjes en in dunne plakjes
1 kleine hand verse gehakte koriander (garnering)
1/4 cup geroosterde sesamzaadjes
Maak eerst de dressing door de citroenrasp, gemberrasp, honing, cayenne en zout met de staafmixer tot een glad papje te mengen. Voeg de citroensap, rijstazijn, soyasaus toe en meng verder met de mixer. Giet tot slot de olijf- en sesamolie er bij.
Kook de soba noedels volgens de aanwijzingen op de verpakking gaar, giet af en spoel af onder koud water.
Droog de tofu goed af met keukenrol en snij in stukken. Ik vind blokjes handiger eten, maar in Japanse gerechten zijn de stukken tofu meestal wat groter. Doe dus lekker wat je handig vindt. Bak de stukken in een droge koekenpan met anti-aanbaklaag en keer ze af en toe. Als je ze laat liggen dan plakken ze vast en dan eindig je met scrambled tofu. Keer ze af en toe voorzichtig boven het matig hete vuur en bak ze goudbruin tot ze stevig zijn.
Meng in een grote kom de noedels met de koriander, de bosui, komkommer en 2/3 cup van de dressing. Voeg de tofu toe en meng voorzichtig nog een keer. Proef of je meer dressing nodig vindt. Ik vond dat er nog wel wat bij kon.
Serveer de otsu op een schaal en bestrooi met koriander en geroosterde sesamzaadjes. Eet de otsu met stokjes op het balkon of in de tuin of in het park. En wel even naar me zwaaien als je uit het park naar huis loopt!
9 april 2011
Fryske sûkerbôle (Fries suikerbrood)
Mijn familie komt uit Friesland: mijn moeder uit Sneek en mijn vader uit Makkum. We hebben als gezin nooit in het noorden gewoond (wel bij Winterswijk, zo exotisch waren we dan ook wel weer) dus mijn ouders hebben ons nooit Fries geleerd. Maar als we kliekjes overhouden roep ik wel heel hard: krek so'n protsje! En daar houdt mijn Friesheid een beetje op. Toch weet ik het belangrijkste Friese erfgoed op waarde te schatten: sûkerbôle!
Suikerbrood ten zuiden van Lemmer valt soms tegen. Het Vlaamsch Broodhuys, een van oorsprong Vlaardingse keten van lunchzaken die hier in Amsterdam overal opduikt, heeft een brioche-achtige versie die er heerlijk uitziet maar nogal droog is. Laatst kocht ik suikerbrood van de Dirk waar ik wentelteefjes van heb gemaakt. Dat was voor iedereen het beste.
Verstoken van lekkere kleffe bôle ging ik tijden geleden op zoek naar het perfecte recept. Het eerste recept dat ik uitprobeerde gebruikte gembersiroop en kaneel. Dat smaakte in één keer precies naar vroeger, maar er klopte iets niet helemaal. Het smaakte alsof het niet gaar was terwijl het dat wel was: als je op de bodem klopt moet het hol klinken en dat deed het. Pas toen ik een keer de moeite deed om uit te zoeken hoeveel zout vijf gram nou precies is (één teaspoon!) bleek dat mijn brood gewoon flauw was, en niet rauw. Weer wat geleerd.
Suikerbrood moet zo klef zijn dat het eigenlijk te vies is om aan te pakken. Mijn brood was knapperig aan de buitenkant. Dat is perfect voor je zuurdesembrood met lijnzaad en rogge, maar nu absoluut niet. Ik ging de bakvorm insmeren met dik boter en suiker wat resulteerde in een heel vieze bakplaat en nog steeds, een knapperige korst. Ik ben er nog steeds niet helemaal uit maar het bleek te helpen om uit te schieten met de parelsuiker. De suiker smelt en het brood blijft nat.
Belgische parelsuiker (die ze in de Luikse wafels gebruiken) is de ideale shortcut voor Friese sûkergrein. Als je tenminste een kokkie hebt die geregeld naar Brussel moet. Je kunt dus óf naar België rijden en parelsuiker halen, óf naar Friesland gaan voor greinsuiker. En als je de Randstad niet uitwilt omdat je een verstokte chauvinist zonder connecties bent gebruik je de mini-suikerkontjes van Gilse. Ik heb wel eens geprobeerd om gewone suikerklontjes kleiner te maken in de keukenmachine maar ik bleef zitten met een mengsel van poedersuiker en nauwelijks kleiner geworden klonten in een grondig gezandstraalde kom. Ik raad dus alleen de eerste drie opties aan.
Fryske sûkerbôle (Fries suikerbrood)
Wat een verhaal! Ik kan gelijk door naar het recept.
Ingrediënten:
450 gram bloem
5 gram/ 1 teaspoon zout
1 zakje instantgist
50 gram suiker
een theelepel kaneel
50 gram zachte roomboter (mag warm zijn maar niet heet)
1 ei
50 ml gembersiroop
150 ml lauwe melk
250 gram grein- of parelsuiker (of minisuikerklontjes)
Meng de bloem, suiker en kaneel met het gist en het zout. Voeg het ei toe met de gembersiroop, melk en boter. Meng het deeg tot een homogene massa en kneed het vijf tot acht minuten. Op dit punt kun je het in de koelkast zetten als je het de volgende dag pas wilt bakken. Hou wel twee uur aan om het deeg op kamertemperatuur te brengen voor het gaat rijzen. Ik heb gister in tijdsnood de oven voorverwarmd op 50 graden, hem weer uitgezet en het deeg er een uurtje in geparkeerd. Ging ook goed.
Als je meteen doorgaat laat je het deeg afgedekt een uur rijzen op een warme, tochtvrije plaats. Na dat uur verwarm je de oven voor op 200 graden en kneed je de suiker van je keuze door het deeg. Doe het deeg in een ingevet cakeblik en laat het nog een kwartier narijzen. Bak het brood een half uur en laat het afkoelen op een rooster. Snijd het brood pas als het afgekoeld is en eet het met roomboter. Dan ren je maar een rondje extra vanavond!
6 april 2011
Zoete citroenkoekjes met zwarte olijven
Je bent jarig en je nodigt een berg vrienden uit om te komen eten. Kunnen ze gelijk de nieuwe keuken komen opwarmen. Leuk idee. Halverwege de aanloop naar het feestje vraag je je af waarom je in vredesnaam bedacht hebt dat je voor die collectie geweldig leuke mensen eten gaat maken. Best veel werk. Maar je bakt gestaag door aan die stapel quiches en knishes, want koken is ten slotte toch vooral leuk. Nee, de moed zakt je niet in je schoenen, je staat in een nieuwe keuken en je hebt een feestje in het vooruitzicht!
Dan krijg je een fijne sms van je Zoetekauw met het aanbod wat eerder te komen dan de rest van de gasten. Om het beslag uit je haar te halen. Graag! En als dan blijkt dat het toetje dat je in gedachten had zo totaal mislukt is dat het niet meer uit de ovenschaal komt, dan ben je nog blijer met je Zoetekauw. Want die creëert ter plekke, een half uur voor aanvang nog even een stapel zalige Florentines. Heldin! Dat recept wordt hier vast nog wel een keer gepost.
Feestje zeer geslaagd, ovenschaal in de vuilnisbak, keuken opgewarmd en ik weer een jaar ouder. Tijd voor koekjes. Vandaag kreeg ik bij de Vredespijp een lekker koekje met anijszaad erin. Die wilde ik bakken! Tijdens mijn zoektocht naar een leuk recept stuitte ik op iets heel anders. Zoete citroenkoekjes met zwarte olijven. Dat is raar. Dat ga ik proberen. Moet je ook doen, ze zijn lekker!
Zoete citroenkoekjes met zwarte olijven
Dit recept vond ik op Lottie + Doof en blogger Tim haalde het uit The New Portuguese Table van David Leite. En David Leite postte op zijn site een recept voor Cinnamon Pecan Blondies en die dacht ik als toetje te serveren op mijn verjaardag. Gelukkig zijn de koekjes van David wel lekker.
Ingrediënten
1 1/2 cup bloem
1/2 cup zwarte olijven zonder pit, grof gehakt
1/4 cup suiker, plus extra om in te rollen
1/4 theelepel bakpoeder
2 eetlepels citroenrasp
1/8 theelepel kaneel
snuf zout
1/4 cup extra-virgin olijfolie
1 ei, losgeklopt
Verwarm de oven voor op 190 graden en bekleed de bakplaat met bakpapier.
Meng de bloem, olijven, suiker, bakpoeder, citroenrasp, kaneel en zout in een kom.
Klop het ei door de olie en roer door het bloem-olijven mengsel. Kneed het geheel zo'n twee minuten met je handen tot het deeg er niet meer droog uitziet en samenhangend is. Als het droog blijft kun je een klein beetje olijfolie toevoegen.
Doe wat suiker in een kommetje en zet klaar. Rol balletjes van het deeg van porties van ca 1 eetlepel. Rol de balletjes door de suiker en leg ze op de bakplaat.
Druk alle balletjes plat op de plaat. De randen zien er rafelig uit, dat hoort. Rustiek heet dat.
Schuif de koekjes in de oven en bak ze in zo'n 12 minuten gaar. Laat ze afkoelen en eet lekker op. Of bewaar ze in een luchtdichte trommel.